Grote welvarende stadsstaten die zich voornamelijk met de handel bezig houden gelegen aan de grote rivieren domineren dit gebied. De welvaart is hoog en de techniek heeft een grote vlucht genomen. Aan de oost en zuidgrens wonen volgens de inwoners “barbaren”. Dit zijn verscheidene volken met banden met het aanliggende kwadrant die door de rijkdom van dit gebied aangetrokken werden en worden. Hierdoor is er een continue toestroom van goedkope arbeidskrachten met andere zeden en gewoonten. Vooral begrippen als “mijn en dijn” willen regelmatig afwijken.
Een grote verscheidenheid aan verhoudingsgewijs kleine gemeenschappen geven dit gebied een bonte schakering aan gewoonten. De oude tradities worden in ere gehouden en men leeft in harmonie met de natuur.
De grote dorre vlakten worden bewoond door rondtrekkende nomaden. Ondanks de grote afstanden die ervoor afgelegd moeten worden zijn de kontakten onderling intensief. Deze omgeving inspireert tot ontwikkeling van geestelijke en fysieke vaardigheden.
Verspreid over de verschillende valleien hebben zich hier een scala volkeren gevestigd. Georganiseerd in verscheidene koninkrijken is de politiek een dynamisch geheel. Godsdienst speelt hier bij veel mensen een grote rol.
Volgens een priester van Diador: “Een frivool en onbetrouwbaar volkje dat
eerzame lieden hun betoverde woud inlokt waar ze onbeschrijfelijke gruwelen
moeten ondergaan. Gelukkig gedijt deze plaagzieke verwant van de luchtgeesten
niet goed nabij de menselijke beschaving en voelen ze zich op hun best/slechts
midden in de natuur, waar ze door hun sterke band daarmee in geval van gevaar
gewaarschuwd worden door de dieren uit het bos. Het bovennatuurlijke beangstigt
ze niet, het trekt ze zelfs. Er gaan zelfs geruchten van demonen aanbidding. Er
zijn in ieder geval gedocumenteerde incidenten van personen die pas generaties
later terug gevonden worden, net zo oud als ze op moment van verdwijning waren.
Ook wisselkinderen komen voor in afgelegen gehuchten, waar dan ook af en toe
een klopjacht georganiseerd wordt. Gevangen exemplaren kwijnen echter snel weg
in hun kooi, wat dwangarbeid een ongeschikte straf maakt. Hoewel hun gedrag
enigszins lijkt op dat op dat van normale personen als mensen en dwergen zijn
het zielloze elementalen die geen praktisch nut dienen.”
Ze zijn slank gebouwd, net iets kleiner
dan de gemiddelde mens en vechten het liefst met afstandswapens vanuit een
hinderlaag. Slavernij en gevangenschap staat ze tegen en menig slavenkaravaan
is in hun bossen verdampt. Af en toe gaat een enkele boself de wijde wereld in,
nieuwsgierig naar de vele wonderen die daar te vinden zijn. Ze zijn daar
praktisch niet te onderscheiden van mensen, verwantschap met luchtgeesten is
dan ook zeer onwaarschijnlijk. Zo’n elf is schichtig en nieuwsgierig tegelijk.
Boer Krelis heeft ze weleens omschreven als: “Krek een pink”.