Joost's sessie- 13 juli 2003
De groep zit met een zwaargewonde Leonieck verstopt in de struiken. Maria spalkt daar het been van Leonieck zo goed en zo kwaad als het kan.
Dan ziet Damien beweging: er komt een stevige patrouille ondoden aan met twee van de zwarte rijders oftewel ringwraiths bij zich. Ze gaan nu de zigzagweg naar boven op. De groep besluit de benen te nemen naar de vallei verderop. Damien kijkt nog snel even bij de instorting en komt dan de rest achterna. De groep ziet al gauw beneden in de vallei een dorpje leggen. Langs de weg ernaar toe groeit een bepaald plantje heel veel. Het lijkt wat op alruinwortel, en Maria denkt dat het bedoeld is om de ondoden weg te houden. De alruinwortel wordt normaalgesproken namelijk met magie geassocieerd. Onderaan de weg staat een wegwijzer. Op een van de borden staat 'waterval', op een volgende iets met 'burcht' en de laatste wijst naar het dorpje. Het dorpje is goed versterkt. Eromheen staat een rand van twee meter van het anti-ondoden plantje, en daarachter een palissademuur.
Er spelen kinderen die er erg slank uitzien, en die ons uitlachen omdat wij zo dik zijn. Het valt ons op dat er weinig metaal aanwezig is in het dorp. Als we het dorp inlopen worden we gezien door een vrouw. Die gaat haar man roepen. Deze komt erbij en stelt zich voor als Herman. Hij vraagt zijn vrouw om ene Harald erbij te vragen, wanneer Maria de situatie uitlegt. Harald komt erbij en we vertellen hem het verhaal nog een keer. Harald vraagt ons vervolgens of we gelovig zijn. Maria zegt dat in het dorp waar we vandaan komen de god van de handel aanbeden wordt. Vervolgens blijkt Harald Leonieck alleen te willen genezen als we ervoor willen betalen. We gaan naar een rotswand aan de andere kant van de vallei. Als we Harald edelstenen aanbieden als betaling, wil hij die niet hebben. We zeggen dat we verder niet zoveel hebben, maar dat we we willen werken als wederdienst. Dan ontstaat er een filosofische discussie tussen Maria en Harald die erop uitdraait dat Leonieck gewoon genezen wordt. Leonieck krijgt water te drinken uit een bron, en daarna geneest ze versneld.
Harald zegt ons naar het dorp te gaan en onderdak te vragen. Hij wil nadenken over wat er nu net allemaal gebeurde, want het was een nogal verwarrende situatie. Herman geeft ons onderdak en vertelt dat de vallei genoeg te eten heeft, maar niet ruim. Ze hebben eigenlijk geen contact met de buitenwereld, op wat elven na die hogel in de vallei leven. We lopen even naar de smid. Hij vertelt dat er inderdaad weinig ijzer is, de mijn is namelijk uitgeput. Hij maakt zich er niet zo'n zorgen om, want ze hebben het ijzer toch alleen voor ploegen nodig. De ondoden komen hier toch niet want 'die voelen zich hier niet prettig'. De smid lijkt niet echt ver in de toekomst te kijken. Caliënta is ondertussen gaan badderen in de rivier. Als ze terugkomt, wordt ze aangesproken door een jongetje dat gefascineerd is door haar. Hij vindt haar nogal aardig…
De volgende ochtend gaan we Harald gedag zeggen. We gaan door naar de elven. Zij wonen weer terug in de richting waar we vandaan zijn gekomen. In het elvenbos aangekomen, komt een vrij knappe elf ons tegemoet. Hij brengt ons naar een open plek met stenen banken. Hij wil ons graag voorstellen aan zijn familie, en hij gaat die halen. Ze komen terug en bieden ons iets te eten aan. Er wordt een fluit bijgehaald en het is al gauw heel gezellig. Iedereen krijgt een rondleiding aangeboden. Caliënta wordt ontvoerd door een fluitspelende elf. Hij is erg charmant tegen haar. Ook Maria laat zich door een elf ontvoeren. Brammes en Leonieck blijven zitten en praten met de leidster, Fraya. Zij vindt Bram wel een interessante man… Bram en Leonieck komen te weten dat de vallei geen naam heeft. De burcht aan het einde van het zigzagpad heette ooit de Sturmturm. Wil Brammes soms mee naar een mooi uitzicht over de burcht?… Maar Brammes heeft (nog) geen interesse. Fraya vertelt dat de burcht vroeger bij het dorpje hoorde. Er zitten nu al heel lang ondoden in. Ze weet niets van de ondodenstad, maar weet wel dat je door de mijnen van de mensen naar de ondoden toe kunt. Verder hebben een aantal mensen die middag erg veel plezier met de elven, die op de leidster na niet echt nuttige informatie, maar wel andere dingen kunnen verschaffen. De elven blijken onderling onvruchtbaar te zijn. We snappen opeens veel beter waarom die mensen in het dorp zo slank zijn.
Terug in het dorpje vragen we na hoe de mijnen op elkaar aansluiten. Dat weet men niet. We besluiten toch om via de mijnen het ondodengebied te proberen te bereiken. Er lagen in de mijn ooit spoorrails, maar die zijn inmiddels al tot ploegen omgesmeed. Na een eind gelopen te hebben merkt Hamra, de dwerg, op dat het hakwerk van de tunnels hier net anders is. We zijn dus in een ander deel van de mijnen aangekomen. We lopen verder onder Hamra's leiding. Op een gegeven moment gaan we slapen en worden we aangevallen door een stel kobolden. Brammes wordt volledig omsingeld, maar slaat ze flink van zich af. Zodra de rest wakker is, helpen zij natuurlijk mee, en dan gaan de kobolden al snel op de vlucht.